de
lui
de
roep
×
×

×

Artikelinformatie

Auteur:
Wim Wisse en Marian Pel
Oorspronkelijk gepubliceerd in Jezus de Vriend no. 36.
Pagina 15 - 19
Inleiding, samenvatting, afbeeldingen, tussenkopjes en [...] toegevoegd door De Luide Roep.

Inhoudsopgave

  1. Het eeuwige leven of de eeuwige straf
  2. I. De straf ligt in de toekomst en wordt op dit moment nog niet uitgevoerd
  3. De straf volgt pas na de dag van het oordeel
  4. II. Waaruit bestaat de straf voor de goddelozen?
  5. II. 1. De goddelozen zullen sterven
  6. II. 2. De goddelozen zullen worden uitgeroeid
  7. II. 3. De goddelozen zullen omkomen
  8. II. 4. De goddelozen zullen verbranden
  9. II. 5. De goddelozen zullen worden weggevaagd / te gronde gericht
  10. III. Beeldspraak en gelijkenissen beschrijven het lot van de goddelozen.
    III. 1. De goddelozen worden vergeleken met brandbaar materiaal
  11. III. 2. De verwoesting van Sodom en Gomorra is een beeld van de vernietiging van de goddelozen
  12. IV Het woord “eeuwig”
  13. Voor altijd
  14. 'Eeuwig' in de context
  15. V. De uitdrukkingen “voor eeuwig” en “voor altijd”
  16. De context bepaalt de betekenis van een woord
  17. De Bijbelcommentator Clarke over het woord Olaam
  18. Uitdrukkingen 'voor eeuwig' in Het Nieuwe Testament
  19. De context in Jesaja
  20. VI. Redenen waarom de leer van de eeuwige pijniging wordt afgewezen.
  21. Noot:

×
ARTIKEL menu search
De straf

voor de goddelozen

- 1 - Het eeuwige leven of de eeuwige straf
De Schriften leren duidelijk de eeuwigdurende zaligheid voor de rechtvaardigen en de eeuwige straf voor de ongelovigen.

Dat God Zijn volk met eeuwig leven beloont en de goddelozen rechtvaardige vergelding voor hun slechte daden toemeet, lijkt de meeste mensen redelijk en billijk. Ze achten dat in overeenstemming met zowel de liefde als de rechtvaardigheid van God.

In sommige Bijbelteksten krijgen we een glimp te zien van het land van de heerlijkheid. Daardoor kunnen we, tot op zekere hoogte, ons een idee vormen van hoe de hemel eruit zal zien. Maar hoe heerlijk dit beeld ook mag lijken, toch zal de tekst waar blijven:

“Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben.” (1 Korinthe 2: 9)

Ook het lot van de onrechtvaardigen wordt op veel plaatsen in het Heilige Boek net zo benadrukt. Op grond van het Woord zal er zeker straf zijn. En er zal ook verschil in strafmaat zijn. Bovendien zal deze straf niet dienen tot verbetering, maar tot vergelding. Ze zal definitief zijn.
- 2 - I. De straf ligt in de toekomst en wordt op dit moment nog niet uitgevoerd
Over het algemeen geloven mensen dat de rechtvaardigen bij hun dood onmiddellijk naar de hemel gaan en de goddelozen direct naar de hel, waar zij gestraft worden.

Maar er zijn ook mensen, die geloven dat de goddelozen al in dit leven voor hun zonden worden gestraft. Zij redeneren zo: als iemand in de gevangenis wordt gegooid, of misschien wel aan de galg wordt terechtgesteld, dan ontvangt hij vergelding voor zijn onrechtvaardigheid.

In zekere zin is dit waar, maar strikt genomen niet. Zonder enige twijfel heeft zo iemand te lijden. Maar dat lijden is niet in de eerste plaats lijden vanwege zijn zonden. Hij ondergaat in dit leven de straf voor zijn misdaden. De staat bestraft de inbreuk op menselijke wetten, maar hij krijgt deze straf toegemeten op grond van zijn misdaden, niet vanwege zijn zonden.

Zonde is schending van de goddelijke wet, de Tien Woorden, de geboden van God. God zal daarover Rechter zijn en de straf toemeten op grond van Zijn rechtvaardigheid.
- 3 - De straf volgt pas na de dag van het oordeel
Het is natuurlijk waar, dat mensen in dit leven misschien hun gezondheid verliezen door verkeerde leefgewoontes. Mensen kunnen bijvoorbeeld extreem veel alcohol drinken. Daar kunnen ze allerlei ziektes door krijgen, maar ook een voortijdige dood mee veroorzaken.

Maar deze gevolgen zijn niet de eigenlijke straf op de zonde. Het zijn de lichamelijke gevolgen van verkeerd handelen.

De straf voor de zonde zelf zal worden toegemeten, wanneer de goddelozen voor de rechterstoel van God staan en de rechtvaardigen beloning voor hun daden ontvangen.

Noch boze engelen noch goddeloze mensen ontvangen op dit moment de uiteindelijke straf voor hun overtredingen. Die straffen liggen nog in de toekomst. In de tijd dat Jezus op aarde was, vroegen de demonen Hem:

“Bent U hier gekomen om ons te pijnigen vóór de tijd?” (Mattheüs 8: 29)

Boze engelen worden “tot het oordeel bewaard” (2 Petrus 2: 2, 4); of “voor het oordeel van de grote dag ... bewaard” (Judas, vers 6)

Wij lezen over de goddelozen, dat God

“de onrechtvaardigen [bewaart] tot de dag van het oordeel, om gestraft te worden.” (2 Petrus 2: 9)
- 4 - II. Waaruit bestaat de straf voor de goddelozen?
De enige veilige en betrouwbare informatiebron over dit vraagstuk is vanzelfsprekend het Woord van God.

Geen uitspraken vanuit de overlevering, vanuit de geschriften van heidense schrijvers, of zelfs vanuit de apocriefe geschriften uit óf de tijd van de Joden, óf van de vroege christenen – in proza of in versvorm – mogen ons in deze kwestie beïnvloeden.

Als geuite beweringen niet gebaseerd zijn op het gezaghebbende Woord van God, mogen ze voor ons niet meetellen. Daarom letten we op enkele opmerkingen, die de Heer in dit verband gemaakt heeft. We lezen over de uiteindelijke straf voor hun overtredingen en voor het door hen verwerpen van de Zoon van God het volgende: (II.1 t/m II.5)
  1. II.1 De goddelozen zullen sterven
  2. II.2 De goddelozen zullen worden uitgeroeid
  3. II.3 De goddelozen zullen omkomen
  4. II.4 De goddelozen zullen verbranden.
  5. II.5 De goddelozen zullen worden weggevaagd / te gronde gericht
Zie volgende kopjes voor uitleg.
- 5 - II. 1. De goddelozen zullen sterven
In meer dan één geval wordt ons verteld:

“De mens die zondigt, die zal sterven.” (Ezechiël 18: 4)

Misschien zeggen sommige mensen: “Maar dat is het Oude Testament.” Dat is waar. Maar is het Oude Testament niet net zo goed het Woord van God als het Nieuwe?

Feit is, dat dezelfde leer in het Nieuwe Testament geleerd wordt. Want we lezen:

“Het loon van de zonde is de dood, maar de genadegave van God is eeuwig leven, door Jezus Christus, onze Here.” (Romeinen 6: 23)

In dit vers wordt een uniek contrast geschilderd. Leven wordt aan de rechtvaardigen beloofd; dood aan de onrechtvaardigen. Telkens weer wordt de dood met nadruk genoemd als straf voor de goddelozen. Over zondaars wordt gezegd, dat zij “de dood verdienen” (Romeinen 1: 32)

“Wanneer de zonde volgroeid is, baart ze de dood.(Jakobus 1: 15)

In oude tijden smeekte God in Zijn liefde en genade Israël via Zijn dienaren, de profeten. Keer op keer riep Hij hen toe:

“Waarom zou u sterven, huis van Israël? Ik schep immers geen behagen in de dood van een stervende.” (Ezechiël 18: 31, 32)
- 6 - II. 2. De goddelozen zullen worden uitgeroeid
Deze gedachte wordt speciaal in het Oude Testament herhaaldelijk benadrukt.

De psalmdichter kijkt vooruit naar de tijd waarin de zonde zal zijn verdreven. Hij zegt:

“De kwaaddoeners zullen uitgeroeid worden.” (Psalm 37: 9)

En even later: “U zult zien dat de goddelozen worden uitgeroeid.” (vers 34)


Het woord “uitroeien” wordt over het algemeen afgeleid van het Hebreeuwse woord ‘karat’. Het woord heeft een krachtige betekenis en wordt ook vaak vertaald met “afsnijden,” zoals in Leviticus 7: 20
- 7 - II. 3. De goddelozen zullen omkomen
Deze uitdrukking wordt herhaaldelijk gebruikt als het gaat om de vernietiging van de menigte van de goddelozen.

Het woord “omkomen” is een vertaling van het Hebreeuwse ‘avad’ en betekent “omkomen” of “verloren gaan.” We bekijken de volgende teksten:

“De goddelozen komen om.” (Psalm 37: 20);

“Zoals was smelt voor vuur komen de goddelozen om voor Gods aangezicht.” (Psalm 68: 2)

Er komt in Job 29: 13 nog een opvallende uitdrukking voor: “hem die verloren ging.” Dit heeft een parallel in het Nieuwe Testament, in een uitspraak van onze Heer:

“opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.” (Johannes 3: 16)
- 8 - II. 4. De goddelozen zullen verbranden
Dit is ook een krachtige uitdrukking, die vaak gebruikt wordt.

Maleachi spreekt over de dag, dat de goddelozen “in vlam” gezet zullen worden (Maleachi 4: 1)

Mattheüs schrijft, dat ze “in bossen” gebonden zullen worden “om het te verbranden.” (Mattheüs 13: 30). Ook wordt in vers 40 gezegd, dat “het onkruid verzameld en met vuur verbrand” zal worden.

Petrus zegt: “De aarde en de werken daarop zullen verbranden.” (2 Petrus 3: 10).

We lezen dat de uiteindelijke bestemming van de onrechtvaardigen “de poel van vuur” zal zijn. (Openbaring 20: 15). Dit noemt de schrijver van Openbaring “de tweede dood.” (Openbaring 21: 8).
- 9 - II. 5. De goddelozen zullen worden weggevaagd / te gronde gericht
Deze gedachte komt een aantal keren voor.


Boze engelen zeiden eens tegen Jezus: “Bent U gekomen om ons te gronde te richten?” (Markus 1: 24)

En ergens anders staat:

“Zij [de goddelozen] zullen als straf het eeuwig verderf ondergaan.” (2 Thessalonicenzen 1: 9)

Zelfs de duivel zelf, degene die onrechtvaardigheid in onze ongeschonden wereld heeft binnengebracht, zal “teniet gedaan” worden. (Hebreeën 2: 14)

Het lijkt erop, dat de heilige schrijvers de krachtigste bewoordingen hebben gekozen om het lot van de goddelozen te benadrukken. Zij zullen niet alleen branden (Grieks: kaio: Openbaring 19: 20 en 21: 8), maar ook verbranden (Grieks: katakaio: 2 Petrus 3: 10 en Mattheüs 3: 12).

Ze zullen niet alleen gedood/te gronde gericht worden, (Grieks: apolumi: Mattheüs 21: 41; Markus 1: 24), maar “uitgeroeid” worden, (Grieks: exolotreuo: Handelingen 3: 23)

Ze zullen niet alleen “verdwijnen,” (Hebreeuws: tamam: Psalm 104: 35; kalah: Psalm 37: 20), maar worden “weggevaagd” (Hebreeuws tamam: Psalm 73: 19; Grieks: apolumi: Psalm 72: 19 Septuagint, Griekse vertaling van het Oude Testament).
- 10 - III. Beeldspraak en gelijkenissen beschrijven het lot van de goddelozen.
De Heer onthult het lot van de goddelozen niet alleen in heldere en duidelijke woorden. Hij heeft geprobeerd om deze waarheid aan ons over te brengen in bekende beelden, in beeldspraak en in verschillende gelijkenissen. Let op het volgende:

III. 1. De goddelozen worden vergeleken met brandbaar materiaal
De psalmdichter vergelijkt de goddelozen met iets dat hij in de oude tempel herhaaldelijk zag:

“de vijanden van de HEERE zijn als het kostbaarste [het vet, dat op het altaar verbrand wordt] van de lammeren” (Psalm 37: 20)

Verder worden de goddelozen vergeleken met “het kaf, dat de wind wegblaast.” (Psalm 1: 4)

Jesaja zegt:

“Een storm neemt hen weg als stoppels.(Jesaja 40: 24)

En ook Maleachi zegt dat op die dag de goddelozen “stoppels worden.” (Maleachi 4: 1)
- 11 - III. 2. De verwoesting van Sodom en Gomorra is een beeld van de vernietiging van de goddelozen
Het lot van Sodom en Gomorra in de oudheid wordt in de Bijbel beeldend beschreven.

We lezen dat deze steden werden omgekeerd, (Deuteronomium 29: 23 en Jesaja 13: 19) en werden “te gronde gericht.” (Genesis 19: 29) De vernietiging was totaal, want we lezen in Lukas 17: 29: “het vuur ... bracht hen allen om.

De straf die over Sodom en Gomorra kwam, duurde niet lang, want we lezen, dat ze “als in een ogenblik ondersteboven” werden gekeerd.

Verder vertelt een andere Bijbelschrijver, hoe totaal de vernietiging was – ze werden “tot as verbrand” (2 Petrus 2: 6). En Petrus vertelt ook nog dat God deze gebeurtenis “tot een voorbeeld gesteld heeft voor hen die goddeloos zouden leven.”

Judas voegt nog een unieke uitdrukking toe, die aangeeft dat de vernietiging niet alleen totaal was. Het was ook “de straf van het eeuwige vuur.” (Judas, vers 7). Dit kan niet een eeuwig brandend vuur betekenen. Want deze steden branden vandaag de dag niet meer. Er wordt eerder bedoeld dat dit vuur eeuwig in zijn gevolgen is: voorgoed.
- 12 - IV Het woord “eeuwig”
Dit woord wordt in het Oude Testament niet gebruikt in verband met het lot van de goddelozen.

Maar in het Nieuwe Testament is het in de volgende teksten te vinden:

“Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur.” (Mattheüs 25: 41)

“En dezen zullen gaan in de eeuwige straf.” (Mattheüs 25: 46)

“Zij zullen als straf het eeuwig verderf ondergaan.” (2 Thessalonicenzen 1: 9)

“Het eeuwige oordeel.” (Markus 3: 29)

“De straf van het eeuwige vuur.” (Judas, vers 7)

In alle gevallen komt de vertaling uit het Griekse eeionos. In Mattheüs 25: 46 bijvoorbeeld wordt de “eeuwige” (eeionos) straf gesteld tegenover het “eeuwige” (eeionos) leven in hetzelfde vers.
- 13 - Voor altijd
Aan de hand van dit vers kun je opmerken, dat als het genoemde “eeuwige leven” voor altoos en inner betekent, ook de “eeuwige straf” even lang zal duren. Er wordt toch in beide gevallen het zelfde Griekse woord gebruikt?

Dat is beslist waar!
Het eeuwige leven zal de eindeloze eeuwen van de eeuwigheid doorduren. En de straf zal ook eeuwig zijn – maar niet een eeuwigdurend bewust lijden.

Het is een straf die voltooid en voorgoed is. Het einde van de mensen die dit moeten ondergaan, is de tweede dood.
Deze dood
zal eeuwig zijn. Daaruit zal geen opstanding plaatsvinden en kan geen opstanding plaatsvinden.
- 14 - 'Eeuwig' in de context
Dat dit zo is, kan worden afgeleid uit het gebruik van het woord “eeuwig” in andere verbanden.

We lezen over eeuwige verlossing (Hebreeën 9: 12) en over een eeuwig oordeel (Hebreeën 6: 2).

Dat betekent zeker niet dat de verlossing de hele eeuwigheid door zal duren, en ook geen oneindig voortdurend voltrekken van het oordeel.

Nee! Het verlossingswerk is voltooid en eeuwig in zijn gevolgen. Datzelfde geldt ook voor het oordeel.

Hetzelfde principe is ook van toepassing op “het eeuwige oordeel” in Markus 3: 29, op “het eeuwige vuur” in Judas, vers 7 en op “eeuwige straf” in Mattheüs 25: 46.

We herhalen: in de uitdrukking “eeuwige straf” verwijst de Bijbel, net als in “eeuwige verlossing” en “eeuwig oordeel,” naar de hele eeuwigheid – maar niet als een proces, maar als resultaat. Het is niet een eindeloos proces van bestraffen, maar een afdoende straf, die voorgoed en voor altijd (eeionos)(1) zal zijn.
- 15 - V. De uitdrukkingen “voor eeuwig” en “voor altijd”
Deze uitdrukkingen zijn vele malen in de Schriften te vinden.

In het Oude Testament zijn ze meestal afgeleid van het Hebreeuwse olaam, dat heel vaak met “voor eeuwig” wordt vertaald. Het heeft echter ook andere betekenissen, zoals “in vroeger tijden,” “vroeger,” “begin van de wereld,” enzovoorts.

Een andere Hebreeuwse uitdrukking is netsach (“voor altijd”) en lenetsach netsachim (“altijd-durend”). Netsach wordt ook nog vertaald met “altijd,” “voortdurend,” “steeds,” “onophoudelijk” en “eeuwigdurend.”

In het Nieuwe Testament komen de woorden “voor eeuwig” enz. van het Griekse eis toes eeionas toon eeionioon, wat letterlijk “tot in de eeuwen der eeuwen” betekent. Het wordt steeds vertaald met “in alle eeuwigheid.”

Erkend moet worden, dat deze woorden soms met beperkingen worden gebruikt. De enige manier om ze te begrijpen, is ze te bekijken in het licht van de context, de omliggende verzen.

Als ze op God worden toegepast, zoals vaak het geval is, is de betekenis duidelijk.

Maar als ze op mensen worden toegepast, kunnen ze alleen maar betekenen: zolang als die mens leeft. Met andere woorden, de betekenis van deze uitdrukking is afhankelijk van voor wie of wat deze uitdrukking wordt gebruikt.
- 16 - De context bepaalt de betekenis van een woord
Dit wordt door geleerden erkend. Dat kunnen we zien in de volgende commentaren over het Hebreeuwse woord olaam:

Citaat Het slaat vaker op toekomstige tijd, en wel zó, dat de zogenaamde terminus ad quem (het laatste moment waarop de aangeduide tijdsperiode moet aflopen) altijd bepaald wordt door de aard van de zaak zelf. Als het geldt voor menselijke zaken, dat geldt speciaal ... voor individuele personen, dan betekent olaam meestal alle dagen van zijn leven.

Gesenius, over olam, in Hebrew and Chaldee Lexicon of the Old Testament Scriptures, Hebreeuws en Aramees Woordenboek van de Schriften van het Oude Testament (1846), S.P. Tregelles.



Citaat Dat wil zeggen: tot het einde van zijn leven; vergelijk “voor eeuwig” in 1 Samuel 1: 22 en speciaal in de uitdrukking “voor eeuwig tot een dienaar” in 1 Samuel 27: 12, Job 41: 4 (Hebreeuws: 40: 28)

Cambridge Bijbel over Exodus 21: 6


De beperktheid van het gebruik van deze uitdrukkingen wordt in het onderstaande zichtbaar:
  1. Het Pesachfeest moest “voor eeuwig” worden gevierd (Exodus 12: 17).
  2. De slaaf moest zijn heer “voor eeuwig” dienen (Exodus 21: 6).
  3. Het kind Samuel moest “voor eeuwig” in de tabernakel blijven (1 Samuel 1: 22).
  4. Jona moest “voor eeuwig” in de buik van de grote vis blijven (Jona 2: 6).
  5. En melaatsheid zou Gehazi en zijn nakomelingen “voor eeuwig” aankleven (2 Koningen 5: 27).
- 17 - De Bijbelcommentator Clarke over het woord Olaam
Clarke merkt in zijn commentaar uitstekend op:


Citaat De vloek van de profeet was: “de melaatsheid zal jou en jouw nageslacht voor eeuwig aankleven.”

Sommige mensen geloven op grond hiervan, dat er nu nog mensen in leven zijn, die werkelijk afstammelingen zijn van deze man, en dat zij door deze vreselijke ziekte zijn aangetast. Mr. Maundrell deed, toen hij in Judea was, ijverig navraag hierover. Maar hij kon de waarheid van deze vooronderstelling niet bevestigen.

Mij lijkt het absurd. De veroordeling werd voltrokken in het nageslacht van Gehazi, tot het zou uitsterven. En onder invloed van deze ziekte moet dat snel hebben plaatsgevonden. Het “voor eeuwig” gold zolang als nog iemand van zijn nageslacht zou overblijven.

Dat is de draagwijdte van het woord le’olaam. Het omvat de hele omvang of duur van de zaak waarop het betrekking heeft. Het “voor eeuwig” gold voor Gehazi, totdat zijn nageslacht uitgestorven was.
- 18 - Uitdrukkingen 'voor eeuwig' in Het Nieuwe Testament
We zien dat dezelfde beperking van betekenis voor het Nieuwe Testament ook van toepassing is, wanneer het gaat over de Griekse woorden eeioon en eeionos:

  1. Filemon kreeg Onesimus “voor eeuwig” terug (Filemon, vers 15).
  2. Ook de Openbaring zegt over Babylon: “haar rook stijgt op in alle eeuwigheid” (Openbaring 19: 3).
  3. De goddelozen “zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheid” (Openbaring 20: 10).
  4. “De rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid.” (Openbaring 14: 11).

Dit zijn sterke uitdrukkingen. Ze kunnen alleen maar juist begrepen worden in het licht van hoe de Bijbel deze uitdrukkingen gebruikt.
- 19 - De context in Jesaja
Een goed voorbeeld vinden we in Jesaja 34: 8 – 10:

“Het zal zijn de dag van de wraak van de HEERE, het jaar van de afrekening om de rechtszaak van Sion. Zijn beken zullen veranderd worden in pek, en zijn stof in zwavel; ja, zijn land zal worden tot brandend pek. ‘s Nachts en ook overdag zal het niet geblust worden, voor eeuwig zal zijn rook opstijgen. Van generatie op generatie zal het verwoest blijven, tot in alle eeuwigheden zal niemand erdoorheen trekken.”

Dit had heel lang geleden een plaatselijke toepassing. Het zal ongetwijfeld een tweede toepassing krijgen in de hoogoplaaiende vuurzee van de eindtijd. Maar denk aan de toepassing in de tijd van het oude Israël. Wat een beeld van absolute verwoesting – zwavel en brandende pek. Dat brandde zó fel, dat het niet te blussen was!

De rook steeg op en in het goddelijk verslag van de Bijbel staat dat deze “voor eeuwig” opsteeg.

Maar let op: dit onuitblusbare vuur eindigde in woestenij en verlatenheid. Wie zou willen beweren dat dit vuur nog steeds brandt?

Wat we hier zien, is een beeld van absolute, volkomen verwoesting. Zo zal het ook zijn op de dag dat het oordeel ten uitvoer zal worden gebracht. Dan zullen de goddelozen vernietigd worden, “om tot in eeuwigheid weggevaagd te worden.” (Psalm 92: 8).
- 20 - VI. Redenen waarom de leer van de eeuwige pijniging wordt afgewezen.
De leer van de eeuwige pijniging is niet een logische leer. De voornaamste redenen om deze leer af te wijzen zijn:

  1. Het eeuwige leven is een geschenk van God. (Romeinen 6: 23). De goddelozen bezitten dat geschenk niet – zij zullen “het leven niet zien.” (Johannes 3:36). “U weet dat geen moordenaar het eeuwige leven blijvend in zich heeft.” (1 Johannes 3: 15).
  2. Eeuwige pijniging zou zonde, lijden en ellende eeuwigdurend en onsterfelijk maken. Dat is naar onze mening in tegenspraak met de goddelijke openbaring. Want deze voorziet een tijd, waarin deze dingen niet meer zullen bestaan. (Openbaring 21: 4).
  3. De eeuwige pijniging zou een eeuwig kankergezwel zijn in Gods heelal. Het lijkt wel te betekenen, dat het zelfs voor God Zelf onmogelijk is om het ooit uit de weg te ruimen.
  4. Deze leer zou tekort doen aan de eigenschap van de liefde, die in Gods karakter zichtbaar is. Het vooronderstelt een opvatting over toorn, die nooit tot bedaren komt.
  5. De Schriften leren dat het verzoeningswerk van Christus erop gericht is “om de zonde teniet te doen” (Hebreeën 9: 26) – eerst weg van het individu, en uiteindelijk weg uit het heelal. De volle verwezenlijking van het verzoeningswerk door Zijn offer zal niet alleen zichtbaar zijn in een verlost volk, maar ook in een herstelde hemel en aarde. (Efeze 1: 14).
- 21 - Noot:
Noot (1) Geleerden, die het Griekse woord eeion, of eeionios, bestuderen, vertellen ons: “Het woord eeion kan worden gebruikt om een mensenleven mee aan te duiden. Bijvoorbeeld als Paulus overweegt om “in eeuwigheid geen vlees” meer te eten (1 Korinthe 8: 13).” – Alan Richardson, A Theological Word Book of the Bible, Theologisch Woordenboek van de Bijbel, 1950, het artikel ‘tijd’, blz. 256 (in de King James staat: “... zolang de wereld bestaat.”)

“Het beschrijft een tijdsduur ... niet eindeloos.” – W.E. Vine, Dictionary of New Testamentic Words, Woordenboek van Nieuwtestamentische woorden, het artikel over “eeuwig.”
Video menu search
Kijk ook deze video van Doug Batchelor! arrow_back
(Je wordt
doorgelinkt
naar YouTube)
Deadly delusions
Kijk deze video!


Of kijk de hele serie 'De Prophecy Code'