Dit alles wordt nog eens in heel
beknopte vorm duidelijk gemaakt in
Jesaja zegt nadrukkelijk dat dit een profetie is over
Gods volk in het laatste der dagen.
Het gaat over Juda en Jeruzalem.
Micha citeert de woorden van Jesaja
en voegt er dan wat aan toe.
En het zal geschieden
in het laatste
der dagen[1]: dan zal
de berg van het
huis des Heren vaststaan [2] als de
hoogste der bergen, en
hij zal
verheven zijn boven de heuvelen. En
volkeren zullen derwaarts heenstromen, en vele natiën zullen
optrekken en zeggen: Komt, laten
wij opgaan naar de berg des Heren,
naar het huis van de God Jakobs,
opdat Hij ons lere [3] aangaande zijn
wegen en opdat wij zijn paden
bewandelen. Want uit Sion zal
de
wet [4] uitgaan en des Heren woord uit
Jeruzalem. En
Hij zal richten [5] tussen
vele volkeren en rechtspreken over
machtige natiën tot in verre landen.
Dan
zullen zij hun zwaarden tot
ploegscharen omsmeden en hun
speren tot snoeimessen [6]; geen volk
zal tegen een ander volk het zwaard
opheffen, en zij zullen de oorlog niet
meer leren. Maar zij zullen zitten,
een ieder onder zijn wijnstok en
onder zijn vijgeboom, zonder dat
iemand hen opschrikt; want de mond
van de Here der heerscharen heeft
het gesproken. Want alle volkeren
wandelen elk in de naam van zijn
god, maar
wij zullen wandelen in de
naam van de Here, onze God voor
altoos en immer.
Te dien dage, luidt het woord des
Heren; zal Ik het kreupele
verzamelen en het verstrooide
bijeenbrengen, en degenen over wie
Ik kwaad heb doen komen. En Ik zal
het kreupele stellen tot een
overblijfsel [7] en het verdrevene tot een
machtig volk, en de Here zal Koning
over hen zijn op de berg Sion, van
nu aan tot in eeuwigheid. En gij,
Migdal-Eder, Ofel der dochter
Sions, tot u zal genaken
en komen
de heerschappij van voorheen [8], het
koningschap der dochter van
Jeruzalem. Nu, waarom
schreeuwt
gij zo luide? Is er geen koning bij
u? Of is uw raadsman omgekomen,
dat
weeën als van een
barende [9] u
hebben aangegrepen? Krimp ineen
en schreeuw het uit, dochter Sions,
als een barende; want thans zult gij
uittrekken uit de stad en verblijven
op het veld, en gij zult
naar Babel [10]
komen. Daar zult gij
bevrijd worden;
daar zal de Here u verlossen uit de
macht van uw vijanden. Wel zijn nu
vele volkeren tegen u vergaderd, die
zeggen: Zij worde ontwijd, en
mogen onze ogen zich aan Sion
verlustigen! Maar zij kennen de
gedachten des Heren niet en
verstaan zijn raadslag niet,
dat Hij
hen verzamelt als schoven op de
dorsvloer. Sta op en
dors [12], gij dochter
Sions; want Ik zal uw hoorn van ijzer
maken en uw hoeven van koper, en
gij zult vele volkeren
verbrijzelen [11] en
gij zult hun onrechtmatig gewin
door de ban aan de Here wijden, en
hun vermogen aan de Here der ganse
aarde.
Micha 4:1-13